skip to Main Content

Leren op de Zevenster

We werken volgens vaste structuren en ritmes. Met een sterk en doordacht leerplan zorgen we voor een evenwichtig inhoudelijk onderwijsprogramma welke is afgestemd op de leeftijdsfase van het kind. Er is veel aandacht voor rekenen en taal. Dat combineren we met muzieklessen en kunstzinnig onderwijs. Een verbinding met de natuur vinden wij terug in het bewegingsonderwijs, het buitenonderwijs en de viering van de jaarfeesten. Dit maakt ons programma compleet.

Vrij in Vrijeschool betekent ook dat er geen onderscheid is. Iedereen is welkom ongeacht godsdienstige, sociale of etnische achtergrond. Bij het binnenkomen voelt u het al. Hier wordt met bezieling geleerd en gecreëerd, het is een kleine en vooral ook betrokken gemeenschap.

Grondsteenspreuk De Zevenster

Moge de rijke aarde van deze es
een vruchtbare oefenplaats zijn

waar wij meebewegen
met het ritme van de seizoenen

Waar wij vanuit de verbinding
met de natuur
kunnen groeien als zaden
ontkiemend tot prachtige bloemen

Waar hoofd, hart en handen
met moed, licht en kracht
verweven mogen worden

Opdat wij als mens door ons ware wezen
in het verdere leven gedragen kunnen worden

Het kind

De kleuterfase (0 tot 7 jaar):

Kleuters zijn van nature echte doeners. In de kleuterklas is er alle ruimte om in het spel de fantasie goed te ontwikkelen. Het spelen is van grote waarde voor het taal- en denkvermogen van een kleuter.

De ritmische indeling van de dag, de week, de maand en het jaar speelt een grote rol; dat ritme biedt houvast en vertrouwen. Het vertellen van sprookjes, opzeggen van versjes, het zingen van liedjes, het vrije spel gedurende een deel van de ochtend, het ochtendspel, boetseren, tekenen, schilderen en bewegingslessen hebben een vaste plaats in de weekindeling. Er wordt vanzelfsprekend (spelenderwijs) aandacht besteed aan ontluikende geletterdheid en rekenvoorwaarden.

Daarnaast is er een activiteitenhoek, die regelmatig een andere invulling krijgt. Hier is plaats voor wetenschap en techniek, ontdekken en onderzoeken. Zo is er een atelier met creatieve materialen waar kinderen naar hartenlust kunnen knutselen. Zodoende kunnen alle talenten en begaafdheden van de kinderen aan bod komen.

Dit alles legt de basis voor het leren, niet alleen op het gebied van taal en rekenen, maar ook op motorisch en sociaal emotioneel gebied. Zo wordt de basis gelegd, waarop het kind kan uitgroeien tot een actief lerend schoolkind.


De eerste klas (6 tot 7 jaar):

Als een kind ‘leerrijp’ is, stroomt het door naar de eerste klas. Ze leren dit jaar om ‘echt’ op school te zitten. Aan een tafeltje, de hele tijd. Er is geen poppenhoek meer en buitenspelen doen ze met elkaar; meester of juf blijft aan de rand van het plein. Hoewel het de start van een nieuwe fase lijkt; is de eerste klas ook en misschien vooral het afsluiten van een fase. Dit jaar ontdoen de kinderen zich gaandeweg van de huid van hun vroege kindertijd en ontpoppen ze zich tot een echt schoolkind. Dat kost heel veel energie, de ‘machinerie’ in hun lijft draait op volle toeren. Naast de start van het leren lezen, schrijven en rekenen komen hier de volgende onderdelen van het handwerken aan bod. In deze klas leren de kinderen bijvoorbeeld naast allerlei creatieve vakken ook breien. De techniek hebben de meeste kinderen wonderbaarlijk snel in de vingers. Het ritmische werken met lussen die in lussen grijpen, en zo eindeloos doorgaan, een netwerk vormen, een lapje, is tevens een goede basis voor het leren rekenen.

Het kind van 7 tot 14 jaar:

In de klassen 1 t/m 6 (groep 3 tot en met 8) gebruiken we onderwijsmethoden voor de vakken lezen, taal, rekenen die landelijk ook door regulier basisscholen wordt ingezet. Het reguliere onderwijs breiden we uit met periodeonderwijs en vaklessen.

In de klassen 1 en 2 komen de periodes Nederlandse taal, rekenen en heemkunde afwisselend aan bod. In de loop van de volgende leerjaren komen er diverse andere periodes bij. Omdat we in combinatieklassen werken worden deze periodes in een cyclus van twee jaar aangeboden. In de klassen 3 en 4 zijn dat de periodes ambachten, huizenbouw, aardrijkskunde en dierkunde.

In de klassen 5 en 6 volgen (economische) aardrijkskunde, weerkunde, sterrenkunde, plantkunde, geschiedenis, meetkunde, mineralogie en natuurkunde. De leraar ontwerpt zijn eigen periodelessen.

Vanaf de eerste klas wordt een vreemde taal onderwezen: Engels. Verder is er vanaf de eerste klas een scala aan vaklessen, te weten: muziek, toneel, schilderen, tekenen, vormtekenen, boetseren, handwerken en handvaardigheid en houtbewerking. Het ontwikkelen van deze vaardigheden gaan hand in hand met de intellectuele ontwikkeling van het kind. Het bevorderd de ontwikkeling van het denken, voelen en willen. De basale zintuigen worden ingeschakeld: zien, horen, voelen, ruiken en de evenwichtszin. Bewegelijke handen zijn een voorwaarde voor beweeglijk denken!



Back To Top