Waar het bij reguliere scholen met name gaat om kennis en vaardigheden opdoen gaat het op de Vrijeschool over de ontwikkeling van elk kind als individueel denkend, voelend en handelend wezen. De kennis en kunde die de kinderen opdoen staan in dienst van de ontwikkeling als mens en ondersteunen de ontwikkeling van het voelen en willen.
Op de Vrijeschool is er veel aandacht voor de brede persoonsvorming. De school is niet uitsluitend gericht op prestaties en méér gericht op de persoonlijke ontwikkeling van het kind. De Vrijeschool biedt goede mogelijkheden tot zelfontplooiing van het kind. Er is meer aandacht voor kunstzinnig onderwijs op de Vrijeschool dan op een reguliere school.
Nee, Vrijescholen zijn niet vrij van regels. Leerkrachten op een Vrijeschoolse basisschool zijn eerder autoritatief; de leerkracht geeft leiding, is begripvol, betrokken en biedt de kinderen een liefdevolle begrenzing. De meeste lessen zijn dan ook klassikaal en docent gestuurd.
Dat vrije is oorspronkelijk een verwijzing naar het vrij zijn van overheidsbemoeienissen(dat is nu niet meer het geval). Nu kan vrij staan voor een onderwijssoort waar kinderen in hun ontwikkeling gesteund worden een vrij denkend, voelend en willend mens te zijn.
Nee. Het woordje “vrije” in de Vrijeschool betekent niet dat onze leerlingen zelf mogen bepalen wat zij doen of dat er weinig regels zijn. Ons onderwijs kent juist duidelijke, vaste les- en dagstructuren waarbij de leerkracht leidend is. Ons onderwijs is niet vrijblijvend. We kennen net als andere scholen door de overheid geformuleerde kerndoelen per leerjaar.
De vrijheid die wij de kinderen bieden ligt in onze pedagogische benadering van de leerlingen waarbij ons doel is dat zij zichzelf kunnen ontwikkelen tot vrij denkende personen.
De Vrijeschool heeft een geheel eigen kijk op onderwijs, die gebaseerd is op het mensbeeld uit de antroposofie. Daarbinnen heeft iedere Vrijeschool in Nederland een grote mate van vrijheid en legt zijn eigen accenten. Zodat de kinderen uitgroeien tot sterke persoonlijkheden, die hun plek kunnen vinden in de samenleving.
De Vrijeschool heeft als uitgangspunt: onderwijzen is ook opvoeden. Onderwijs gaat verder dan alleen goed leren lezen of rekenen. Onderwijs staat ook in dienst van de persoonlijkheidsvorming, zowel individueel als in relatie tot de sociale gemeenschap. De Vrijeschool wil in het leven van een kind van betekenis zijn.
Ieder kind heeft van zichzelf bepaalde talenten. De Vrijeschool wil dat het kind deze kan ontdekken en ontwikkelen. Dat vraagt om onderwijs dat verbreedt en de ontwikkeling van een vrije persoonlijkheid aanmoedigt in cognitiviteit, inventiviteit, originaliteit en creativiteit. Een aanpak gebaseerd op het mensbeeld uit de antroposofie, een visie op de mens, bestaande uit lichaam, ziel en geest. Vrijeschoolonderwijs vraagt om situaties waarin leraren en leerlingen het beste dat ze in huis hebben laten zien, zich door elkaar laten uitdagen en elkaar inspireren. Zodat kinderen uitgroeien tot mensen die zelf betekenis en richting aan hun leven geven. Die hun eigen plek weten te vinden in de huidige, snel veranderende samenleving.
Een groot deel van de leerlingen gaat na de basisschooltijd niet verder naar de bovenbouw van de Vrijeschool, maar naar een reguliere middelbare school in de omgeving. De overstap van de Vrijeschool naar de reguliere middelbare school verloopt doorgaans goed. Vrijeschoolkinderen worden vaak getypeerd als creatieve denkers die betrokken zijn bij school. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt bovendien dat vrijeschoolleerlingen het leren leuk blijven vinden, ook aan het einde van de schooltijd.
Veel Vrijescholen maken gebruik van landelijk genormeerde toetsen voor het volgen van de resultaten van de leerlingen.
Die keuze ligt geheel bij de ouders. In overleg tussen school en ouders wordt de keuze gemaakt voor het vervolgonderwijs. Doordat er meer basisscholen van de Vrijeschool zijn dan middelbare scholen, stromen Vrijeschoolleerlingen na de basisschooltijd ook door naar het regulier voortgezet onderwijs. Dit heeft ook met de lange reistijd te maken.
Ja, ook op de vrijeschool leren kinderen met computers werken. We kiezen er echter voor om daar terughoudend en selectief in te zijn. Een kind raakt snel overprikkeld. Om dit te voorkomen is het ook belangrijk om spaarzaam met tv en computer om te gaan. Zoals inmiddels bekend, heeft het werken achter een beeldscherm nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van de hersenen en is het een rem op het eigen creatieve vermogen. Om deze reden gaat met op de Vrijeschool zorgvuldig om met het inzetten van computers en werken alleen de ouders kinderen structureel met en aan computers.
Wij vinden we het zelfs heel belangrijk om de kinderen op een goede manier te begeleiden bij het computergebruik, maar wel op het juiste moment en wijze.
Dat betekent volledig in contact met de buitenwereld, heel goed weten waar mediawijsheid en digitale geletterdheid precies over gaan en dan een eigen, passende keuze maken. Op die manier kan maar zo blijken dat media-educatie niet zo zeer gaat over de aanschaf van Chromebooks, digiborden en software, maar veel meer over onderliggende vaardigheden die de kinderen in hun volwassen leven nodig zullen hebben om de apparaten die dán actueel zijn op een gezonde manier te kunnen benutten. Het gaat dus, naast knoppenkennis voor de kortere termijn, zeker ook over 21e eeuwse vaardigheden voor de langere termijn.
De Vrijeschool valt onder het algemeen bijzonder onderwijs, onderwijs met een eigen inhoud en didactiek, wel religieus, maar niet specifiek gebonden aan een geloofsrichting. Kinderen uit alle gezindten kunnen zich bij ons thuis voelen. Er is gemeenschapsvorming door het vieren van jaarfeesten. Op de Vrijeschool worden veel feesten gevierd. Door het jaar heen komen we het Michaëlsfeest, Sint Maarten, Sinterklaas, Advent, Kerst, Driekoningen, Carnaval, (Palm)Pasen, Pinksteren en het Sint Jansfeest tegen. Al deze jaarfeesten hebben hun eigen plek en zijn in meer of mindere mate een belangrijk ijkpunt voor de kinderen in het schooljaar. Het vieren van elk van deze jaarfeesten heeft een antroposofische achtergrond en vormt binnen de schoolgemeenschap vaak een traditie. Met Kerst wordt er door de leerkrachten bijvoorbeeld een traditioneel kerstspel opgevoerd, met Pinksteren dansen de kinderen om de meiboom en met sint Jan springen ouders en kinderen over een vuur. Dit komt allemaal voort uit de achtergrond van dit specifieke feest, die samen hangt met het moment in het jaar. Zo worden met sint Michaël spelletjes gedaan waarbij moed en doorzettingskracht belangrijk zijn. Sint Michaël is het feest van de ridder die de draak verslaat. Wij hebben allemaal onze eigen draken te verslaan, daarvoor is moed nodig en dat wordt tijdens dit feest geoefend. Van de manier van vieren wordt niet snel afgeweken, ook omdat de achterliggende gedachte bij elk jaarfeest hierbij belangrijk wordt gevonden. De jaarfeesten worden meestal gevierd door de hele school en vaak ook samen met de ouders die een actieve bijdrage leveren. Bijvoorbeeld door liederen te zingen of mee te spelen in toneelstukken of door spelletjes te begeleiden. Op deze momenten wordt de school meer dan een plek waar de kinderen zijn, het is ook een plek waar ouders deel van uit maken, en elkaar ontmoeten. De school als gemeenschap dus. Ouders zullen ook echt een steentje moeten bijdrage. Zo wordt verwacht dat men als ouder zelf een (voor de hele klas hetzelfde) cadeautje maakt om met Sinterklaas te geven.
Natuurlijk is het zo dat ook in het reguliere onderwijs jaarfeesten worden gevierd. Het zijn er wel minder en ook het karakter ervan kan verschillen met de vieringen op de Vrijeschool. Het kerstdiner wat op veel reguliere scholen plaatsvindt is natuurlijk een echte traditie en ook Sinterklaas komt op elke school langs.
Ja, deels met eigen materiaal en deel met genormeerde toetsen.
In de kleuterklassen gebruiken we het Vrijeschool kleutervolgsysteem, gebaseerd op waarnemingskaders. Er worden bij de kinderen geen toetsen afgenomen. Bij de oudste kleuters wordt in het voorjaar wel een leerrijpheidsonderzoek afgenomen. Het gaat dan om basisvaardigheden die nodig zijn om te kunnen leren in klas 1 (groep 3). Met name voor kinderen die in de zomer zes jaar worden kan dit onderzoek helpen bij de beslissing of het al dan niet verstandig is om naar de eerste klas te gaan.
In klas 1 t/m 6 (groep 3 t/m 8) gebruiken de leerkrachten het leerlingvolgsysteem om de vorderingen van het onderwijs en de kinderen vast te leggen. Daarnaast letten wij met name op een evenwichtige groei van het denken, voelen en willen. Jaarlijks ontvangen de kinderen een ‘getuigschrift’ waarin deze ontwikkeling wordt beschreven.
Gedurende de hele schoolperiode neemt de klassenleerkracht (door onderwijsinspectie genormeerde) Cito-voortgangstoetsen af voor spelling, begrijpend lezen, rekenen en sociale vaardigheden. De resultaten verwerken wij in het leerlingvolgsysteem. Zo ontstaat een totaalbeeld van ieder kind gedurende de gehele basisschool. Op die manier kunnen wij tijdig signaleren waar een leerling moeite mee heeft. Zo nodig stelt de leerkracht met de intern begeleider een handelingsplan op. Er is altijd overleg met de ouders hierover. Ook is het een prima hulpmiddel bij een goed onderbouwde keuze voor het voortgezet onderwijs.
De uitstroom van schoolverlaters laat zien dat kinderen in allerlei vormen van voortgezet onderwijs terechtkomen. Door de brede ontwikkeling van het Vrijeschoolonderwijs ligt er een scala aan mogelijkheden open. Op veel Vrijescholen ligt het niveau van de uitstroom boven landelijk gemiddeld. Doordat er meer basisscholen van de Vrijeschool zijn dan middelbare scholen, stromen vrijeschoolleerlingen na de basisschooltijd vaak door naar het regulier voortgezet onderwijs.
Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, heeft in 1919 de Vrijeschool in het leven geroepen. Zijn inzichten over hart, hoofd en handen vormen de grondslag van het pedagogisch handelen en zijn nog altijd zeer actueel. Steiner was er een groot voorstander van om juist midden in het leven te staan en moderne ontwikkelingen te omarmen en je leren er toe te verhouden. Dit komt tot uiting in de wijze waarop de Vrijeschool naar kinderen kijkt. Een kind is als een reiziger die een nieuw land binnentrekt. Het ontdekt zijn lichaam, zijn binnenwereld en de grote buitenwereld. Dit doet het op zijn eigen, unieke manier. De Vrijeschool wil die ontdekkingsreis zó begeleiden dat het kind vooral ook zichzelf leert kennen en waarderen. Dat het mag zijn wie het is: een onvervangbaar individu, een geestelijk wezen.
Vrijescholen vragen doorgaans een hogere vrijwillige ouderbijdrage dan andere scholen. De ouderbijdrage wordt besteed aan het dagelijks onderwijs, niet aan extra’s zoals schoolreisjes, speeltoestellen of projecten. Hierdoor kunnen vrijescholen de kwaliteit van het onderwijs hoog houden en is er ruimte voor extra begeleiding en vaklessen in kleinere groepen.